Eigenlijk ben je al een beetje dood, zei mijn tandarts jaren geleden tegen me. Nu heb ik liever dat hij dat zegt dan een arts, die er voor heeft doorgeleerd om de dood vast te stellen. Toch vond ik het een onrustbarende uitspraak. Hij had mij gevraagd of ik vaak kiespijn had? Zelden, antwoordde ik naar waarheid. Ik had rond mijn zestiende levensjaar een stuk of vijf, zes zenuwbehandelingen gehad, en volgens de tandarts reageren die zenuwen inmiddels al lang niet meer. Dus pijnprikkels die er wel zouden moeten zijn, komen niet meer door. Die zenuwen zijn dood. De rest nog niet.
Ik hoor helaas niet tot die patiënten die altijd ‘voor niets’ naar de tandarts gaan. Bij mij is tandsteen verwijderen standaard; regelmatig is er een gaatje dat dringend gevuld moet worden. En anders is er wel een vulling die hoognodig vervanging behoeft. Als het bezoek echt te kort en te weinig rendabel dreigt te worden, besluit de tandarts dat er op zijn minst een paar röntgenfoto’s geschoten moeten worden. De kassa moet rinkelen, nietwaar? En dan heb ik het nog niet over de ongeveer zeven kronen die mijn gebit inmiddels opfleuren. Over die röntgenfoto’s hoor ik hem trouwens nooit meer.
Vandaag is anders! Vandaag ben ik voor het eerst doorverwezen naar de mondhygiënist, niet toevallig de dochter van mijn tandarts. Eén keer per week bemenst zij de praktijk van haar vader. De dochter moest maar eens fors tekeer gaan tegen mijn tandsteen en dat bloedende tandvlees. Tegen zijn advies in, heb ik me nooit serieus gewaagd aan de ragertjes en de tandenstokers. Beide hulpmiddelen verbrokkelen bij de eerste aanraking als een oude, zieke boom bij windkracht 13. Althans: dat is mijn ervaring, ongeduldig als ik ben. De laatste paar weken voor de fatale datum loopt mijn spanning over de afgesproken behandeling aardig op. Alle gruwelijke verhalen die ik daarover ooit van vrienden heb gehoord, spoken steeds nadrukkelijker door mijn hoofd. Te ver doorgegroeid tandvlees dat met bruut geweld en speciale vleeshaken centimeters wordt teruggehaald. Bloed, bloed, bloed. Opengelegde zenuwen die tot het uiterste worden geactiveerd. En dat niet één keer! Nee, zeker een keer of vijf terugkomen, en eigenlijk wordt het iedere keer erger. Dat soort gedachten. Collega’s met aanmerkelijk normalere en zelfs prettige ervaringen bij de mondhygiënist neem ik niet serieus. Ik ken die geruststellende praatjes. Ik laat me geen rad voor de ogen draaien.
Veel te vroeg zit ik in de wachtkamer; ze laten me een kwartier eerder naar binnen. Ik stel me voor aan de assistente en aan de hygiëniste: een Aziatisch type, jong, leuk gezicht met een lui oog zoals dat heet. Het valt me direct op dat er een radio aanstaat die softpop muziek uitspuugt. Duidelijk een andere atmosfeer dan bij haar vader. Eenmaal in de stoel, legt ze uit wat er gaat gebeuren. Eerst inspectie om de ruimte tussen het tandvlees en de tanden te beoordelen. Dan tandsteenverwijdering: elektrisch en met de hand. En aan het eind ‘instructie’. Huh: instructie?
Na de inspectie zegt ze ‘dat het haar allemaal nog best meevalt’. Ik ben meer ontspannen dan verwacht. Ik heb geen angst voor tandartsen of voor pijn, maar mijn ademhaling door de neus laat altijd te wensen over. En dat maakt me vaak wat onrustig. Vandaag gaat het goed. Het tandsteen verwijderen gebeurt veel grondiger dan anders. Vraag me af wat haar vader op dat punt al die jaren heeft gedaan… Zeker het handwerk duurt al gauw een minuut of twintig. Zorgvuldig verwijdert ze de grotere stukjes (hoe groot? geen idee) en legt ze op een tissue. Het tandvlees bloedt behoorlijk. Het feit dat ik me erger aan de zoetsappige muziek van Sky Music, is een goed teken. De instructie leert me twee dingen: ik poets goed, maar niet goed genoeg. En ik moet toch ragertjes of tandenstokers gebruiken. Ze laat zien ‘hoe’? Wel wéér bloed. Kijk, daar hebben we wat aan. Nooit te oud om te leren toch? En ik hoef niet eens terug te komen. De collega’s hadden gelijk.