Het kattengras is op. Dus nieuw kopen. Je hebt het in twee soorten. Een doosje dat sterk doet denken aan de standaardverpakking foe yong hai van de plaatselijke Chinees; volgestouwd met een soort vogelzaad en een niet nader te omschrijven water absorberende onderlaag. Als je iedere dag water geeft, heb je na een week een welig tierend bakje hapklaar gras dat zo de vensterbank in kan. De andere variant is een kant en klaar bloeiend bakje met gras. Ik besluit het laatste te doen, wetende dat ik dat in mijn dorp alleen maar bij de plaatselijke Intratuin kan krijgen. Dus ik naar de Intratuin.
Dat had ik niet moeten doen! Althans: niet NU. Zaterdagmiddag drie uur, enkele dagen voor de decemberfeestmaand uitbreekt. Ik heb geen idee waar ik het kant en klare grasbakje moet zoeken. Ik besluit de ‘Winkelroute’ te volgen, midden in een langzaam en ogenschijnlijk doelloos voort slenterende mensenmassa. Na een tijdje zie ik, tot mijn geluk, een shortcut. Het behaalde voordeel is klein, en mij bekruipt de angst nu juist het kattengras te hebben misgelopen. Ik vraag de eerste in Intratuingroen geklede medewerker die ik zie, waar ik de bakjes met kattengras kan vinden. Dat helpt me maar weinig. De man kijkt me aan met een blik, alsof ik zojuist gevraagd heb of de kruisraketten ook deze week nog in de aanbieding zijn. Hij stamelt weinig overtuigend dat Intratuin geen kattengras verkoopt. Ik leg me daar nog niet bij neer en vervolg de route.
Die brengt me automatisch en onvermijdelijk bij de Hel op Aarde: de kerstafdeling van de Intratuin. De kinderwagens en rollators van Pijnacker hebben juist op deze plek een clubmiddag georganiseerd. Het tempo ligt lager dan op de A13 op een druilerige maandagmorgen. Deze georganiseerde marteltocht leidt me langs met onwaarschijnlijke kitsch volgestouwde stellages. Na enkele vergeefse inhaalpogingen besluit ik me ontmoedigd aan het tempo aan te passen. Dat geeft wel meer tijd om de uitgestalde kerststallen en kerstballen te bewonderen. Als ik nog geen atheïst was, zou ik het hier ter plekke zijn geworden. Hiervoor is het christendom toch niet uitgevonden, hoop ik. Wat een poppenkast, en wat een zorgvuldig verzamelde hoeveelheid lelijkheid. Daar hebben stylisten diep over nagedacht. Net als mijn ogen werkelijk pijn gaan doen van de veelkleurigheid van de kerstboomballen, ontdek ik weer een shortcut. Deze keer rechtstreeks de dierenafdeling in.
De rust daar is overweldigend. Het kattengras is snel gevonden. Helaas: het is de foe yong hai variant. Dat moet dan maar. De kat moet een weekje geduld hebben. Via de snelst denkbare route loop ik naar de uitgang. Geheel onverwacht stuit ik halverwege op een tafel waar volop potten met kant en klaar kattengras staan. Miauwkauw, zo’n naam moet je ook maar verzinnen. Ook konijnengras en gras voor nog andere knaagdieren. Ik loop terug om eerst de foe yong hai weer op zijn plek terug te zetten. Daarna zoek ik een mooie pot Miauwkauw uit en begeef me naar de kassa. Er staan – gek genoeg – nauwelijks mensen bij de kassa. Ergens in het Intratuingebied moet een geweldige verkeersopstopping zijn. Het kattengras staat vijftien minuten later in de vensterbank. En niet voor niets. De kat heeft al twee keer gekotst.